woensdag 6 april 2011

Onzichtbaar

De eerste keer dat ze hem zag, was vanachter haar raam. Hij was nog te ver weg om haar te kunnen zien, en ze zag alleen zijn contouren, maar ze wist dat hij het was. Zijn bewegingen waren al van verre geruststellend. Gemakkelijk, gemoedelijk, vrij. Vanzelfsprekend ook, en routineus. Alsof hij er iedere dag was. Tegelijkertijd alsof hij de omgeving niet meer zag. Hij verrichtte zijn handelingen en ging op zijn doel af. Zij was zijn doel. Dat voelde ze, maar hij liet het niet merken. Hij wist het misschien niet eens. Nee, hij wist het niet. Bij hem gebeurden de dingen. Bij haar waren ze doordacht. Dat wist ze nog niet toen ze hem vanachter haar raam observeerde. Dat wist ze nu, jaren later. Het verschil was prettig, voor de balans, maar niet praktisch. Niet altijd. Ze zag hem naderen, maar bang was ze niet. Ze zag het al van ver. Hij had geen vooropgezet plan. Hij kwam gewoon voor haar. Toevallig, maar bewust. Hij wilde weten wie ze was. Wat ze deed, hoe ze lachte en waarom. Wat ze dacht, en hoe dat kwam. Wat haar dromen en haar passies waren, haar twijfels en haar angsten. Waar ze boos om werd en hoe ze sliep. Wat ze vertelde als hij luisterde. Wat ze zei als het stil was. Wat ze hoorde en wat ze zag. Samen keken ze. Ze keken net zo lang tot zij vroeg wat hij zag. Toen had hij haar gewonnen. Dat was het moment dat ze haar raam sloot. Hij had haar interesse. Hij, en hij alleen. Maar de dingen begonnen ook te gebeuren, zoals ze dat deden. Het gesloten raam belemmerde de onzichtbare dingen en maakte ze zichtbaar. Het raam was doorzichtig, zoals ramen zijn. En onbegrijpelijk. Het zicht was er nog. Weer. Het raam móest open. Voor hem. Voor de dingen. Zodat ze weer konden gebeuren. Dat had ze doordacht. Ze liet hem gaan, maar een ander kon ze niet meer binnenlaten. Ze bleef naar hem kijken, vanachter haar raam. Ze zag veel meer dan alleen zijn contouren. Ze zag hem zijn, gemakkelijk, gemoedelijk en vrij. En ze hoopte, ze hoopte dat hij de omgeving zag. Springen zou ze niet. Ze wist dat hij kon kijken. En haar zag. Het zicht, het zicht dat lag er nog. Als glas.

...