woensdag 30 november 2011

Zijn

Als je in een bootje zit te roeien,
En je komt niet vooruit,
De wind staat tegen
En je kracht is op

Probeer dan niet zo hard
En wacht maar wat
Rust maar uit
Totdat de wind je pakt

En meevoert
naar de golven
En de vissen
En de wonderen
Van het water
Diep

Zoals het komt
En gaat
Het is
Zoals het is

En als je dan de kade ziet
Zwaai dan naar het riet
Je bent er weer
En méér

Thuisgekomen
Van je boeien
Beweging
Is pas vrij

woensdag 16 november 2011

Mama

Ik droomde dat ik huilen moest
De tranen kwamen, gingen
Stroomden over mijn wangen
Mijn lichaam over
Omdat ik wist
Dat het niet lang meer duren zou
Dat zij hier was, deze vrouw
Deze moeder van mijn leven
Het verleden lang voorbij
En nooit meer terug
Nooit meer zoals zij
Ik was klein
En zij stond met mij
Zoals een moeder met haar kind
Zij droeg mij op haar arm
Haar tranen kwamen
Uit mijn ogen
Gingen
De wereld in

donderdag 10 november 2011

Fine

Het was grappig, hoe aanwezig ze altijd was, terwijl ze daar niet mocht zijn. Terwijl ze daar niet was. Ironisch, zou Alanis zingen. Net zo ironisch was het dat ze altijd aan dat liedje dacht, als ze aan die plek dacht, toen de zon scheen. Omdat ze het daar gezongen had, toen ze er even wel was, maar niet echt. Buiten. Zonder hoeken. Daar voelde ze zich vrij. Daar was ze vrijer dan hem. En ze zong over lepels, terwijl ze een mes nodig had. Een mes om zichzelf te bevrijden, weg te snijden uit de situatie. Een mes om de pijn weg te snijden van de plek. Maar net zo goed een mes om de pijn te voelen. Binnen te laten dringen. Het was daar dat ze het besefte. En het bood haar troost. De gedachte dat ze het wist troostte haar, gek genoeg. Het was geen prettig weten, maar het maakte dat ze erboven stond. Ze zag zichzelf lopen. Zingend. En het klopte niet, maar dat gaf niet. Ze lachte. Dansend. Het was precies goed. En toen de deur open ging, en ze de rommel zag, kon ze erom lachen. Het was alsof ze naar een documentaire keek. En ze vermaakte zich met kijken. Op haar ironische manier. Ze lachte hem uit, terwijl ze zag hoe ze niet tegen hem op kon. Het was de grootste paradox die ze kende en ooit kennen zou. Ze keek naar iets wat ze niet snapte. Ze keek naar hoe ze niet zou zijn, maar het bewijs voltrok zich voor haar ogen. Het was in de herhaling dat ze het voelde. En het voelen voelde goed. Mocht. Het mes maakte krassen. Beter. Best.

...

dinsdag 8 november 2011

Tekort

De korte zin wordt langer. Hij moet er komen, want dat is, zoals het hoort, normaal. En zonder normaal, zonder horen gaat het niet, zelfs blind. Onder geen beding, niet mogelijk, nu niet nooit. Maar ze weet niet hoe het werkt. Ze heeft geen zinnen leren maken, spellen evenmin. Spelen. Woorden kreeg ze naar zich toegesmeten, de zin meteen erachteraan. Het stond er, voor ze wist. Voor ze zelf had kunnen bedenken, voor ze zelf bedacht. De zin was nog abstract, maar werd te snel concreet. Ze was het niet, op schrift. Vóór bedenken komt wensenwillen en ontdekken, maar daarvoor was geen tijd. Schrijven moest ze, want halve zinnen kunnen niet bestaan, onder de maan. Halve zinnen blijven malen, halve zinnen moeten af. Zinnen zetten op. Voller dan kan zijn. Voller dan te lezen is. Lezen nooit bedoeld. Voelen, maar alleen fysiek. De inkt die bloedt. Herschrijven zal ze, want ze moet. Ze wacht, tot de zin komt. Zoals het gaat zoals het hoort, normaal. Met ogen dicht. Erbij en zelf bedacht. Gewild.

Alles willen laten
Gaan
Om de eenzaamheid
Van het moment
De leegheid
En de vlucht
De terugkeer
Is het hardst
Van alles
Willen
Laten gaan
Het interesseert
Haar niet
Zo
Veel
Te
Veel
Tekort