vrijdag 2 november 2012

De overdracht

Het kindje was het vleesgeworden verdriet. Bewegend, ademend, huilend, om eten schreeuwend, kijkend, horend, voelend. Om aandacht vragend en meer. Alles was te veel. Elke beweging die het maakte. Het verdriet had leven gevat en zou voor altijd voortbestaan.

Het had er niet mogen zijn. Het had niet zo groot mogen worden. Het kind niet, de hele situatie niet. Het was het enige dat ze kon denken. Ze kon dit verdriet geen leven geven. Het zou zelfverloochening zijn. Voor dit kind voelde ze niets dan afkeer. Niets. Ze zou niet met zichzelf kunnen leven als ze dit kind ook maar van een enkele basisbehoefte voorzag. Ze kon het niet. Het was onmogelijk. Het was niet iets dat ze kon ondergaan, zoals ze met al het andere kon. Het was niet iets waarbij ze kon vluchten in haar wereld. Het zou niet voorbij gaan, nooit. Ze zou actief moeten zorgen, de rest van haar leven. Ze kon het niet. Dat dit leven uit háár lichaam was gekomen, vond ze weerzinwekkend. Het ergste wat had kunnen gebeuren, had plaatsgevonden. Door dit kind aandacht en toekomst te geven, gaf ze toe aan hem. Ze zag zijn grijns al voor zich. Ze zag zijn speelse, goedkeurende blik al. Zijn ogen die haar niet zagen. En het was ook nog een meisje. Ze vervloekte haar vrouwelijkheid. Hij mocht dit kind niet zien, nooit. Niemand. Ze snapte niet dat het überhaupt nog leefde. Hoorde het inmiddels niet al gestorven te zijn? Hoe lang duurde zoiets? Even had ze gedacht dat het vanzelf zou gaan, als ze niets deed. Het zou vanzelf sterven en niet meer bestaan, maar het geluid hield maar aan.

Ineens wist ze het. Ze moest naar de rivier. Het was de enige plek. Het was de plek waar ze altijd haar toevlucht zocht. Ze kon uren aan de kant zitten, in het stugge gras, kijkend naar het water, luisterend. Het was de enige plek waar ze weg was. Nu het kind weg moest, was dat de enige plek. Het kind moest weg –opdat het nooit bestaan zou hebben- en de rivier zou haar troost bieden. Ze zou net zo lang blijven luisteren tot ze zeker wist dat het voorbij was. Ze zou de stroming volgen met haar ogen. Ze zou de stroming voelen. De wind zou haar omarmen. Het kolkende blauw van het niets zou haar geruststellen. Haar geheim zou veilig zijn. Haar geheim zou nooit bestaan hebben. Ze zou haar pijn laten meevoeren. Ze zou haar verdriet verliezen. Ze zou het overdragen. Over aan de rivier. Haar tranen zouden niet opvallen. Niet in de rivier.  

1 opmerking:

  1. Huiveringwekkend beklemmend en ijzingwekkend grimmig beschreven.
    Niets te danken...

    BeantwoordenVerwijderen