vrijdag 25 januari 2013

Voorbij

Soms is het ineens zo. Voorbij. Sommige dingen hebben een lange aanloop nodig, maar dan is het ook ineens zo. Dan zijn ze voorbij. Althans, dan is dat besef er. Dan voel je het. In feite was het natuurlijk al veel langer voorbij. Maar voordat je je dat realiseert, ís het nog niet zo. Zo kun je heel lang iets in stand houden. Het is immers zoals je het ziet, zelfs als het anders is.

Soms wil je een liedje nooit meer horen. Vanwege de herinnering. Van de begintonen krijg je al jeuk of rillingen. Als de tekst inzet, wil je je handen voor je oren houden en er heel hard doorheen schreeuwen. Als je de melodie te pakken hebt, ben je al te laat. Dan is het gebeurd. Terug. Terug in de tijd. Terug in de herinnering die je wilt ontwijken omdat je hem niet kan gebruiken. Niet nu. De hele dag houd je het in je hoofd tot je wanhopig heel hard andere nummers gaat draaien om dit maar te overstemmen. Maar nummers zonder herinneringen en zonder associaties bestaan niet, dus je maakt een dramatische reis door de tijd waar je moe van wordt en er rest niets dan alleen het nieuwste van het nieuwste te luisteren. Zodat je dat je dan de volgende keer associeert met dit moment dat je uit alle macht probéérde...

De pest is, dat het niet alleen voor liedjes geldt. Gold het maar alleen voor liedjes. Maar nee, het kan zitten in woorden, kleuren, geuren of namen. Het kan zitten in manieren, schilderijen, deuren, plaatsen. Het zit in programma’s, in boeken, in wolken, in ogen, in glazen, in stoffen, in accenten, in blikken, in jezelf, in werkelijk álles. Er is te veel aan die herinnering waar je niet aan herinnerd wil worden omdat het pijn doet in iedere vezel van je lijf. Te veel. En dus is er ook te veel wat je ermee associëert. 

Soms wil je een liedje juist wél horen. Vanwege diezelfde herinnering en diezelfde pijn. Soms is het niet erg. Dan kun je eraan toegeven en dan mag het er zijn. Dan is het oké. Het is van jou. Dat heb je wel geleerd. Ontwijken heeft geen zin. Doe je ook niet. Heus niet. Maar je moet het wel kunnen controleren. Je moet dat moment wel zelf kunnen bepalen. Het kan je niet op ieder moment overvallen. Op sommige momenten kun je het gewoon niet gebruiken, dan ben je met ándere dingen bezig. Dan wil je met andere dingen bezig zijn. Dan wil je je kunnen concentreren op wat er nu gebeurt. Nu, wat niets te maken heeft met toen, al volgt alles elkaar op.

Maar het is zo. Ineens. Het is voorbij. Het is niet nooit gebeurd, maar het is voorbij. De herinnering is niet verdwenen, maar de echo wordt zachter. De echo fluistert naar je: het is voorbij. Het is oké. Luister maar en wind je niet zo op. Laat het zijn. Het is geweest, voorbij.

...




woensdag 23 januari 2013

Afleiding

Ik zie zijn mond. Hij is scheef. Het hele gezicht zit scheef in elkaar, maar de mond is echt scheef. Het is net of hij in zijn linkerwang gehamsterd heeft en met de rechterkant probeert te praten. Het leidt ontzettend af. Ik hoor hoe hij vertelt en vragen stelt. Ik hoor mezelf algemene antwoorden geven terwijl ik de omgeving scan. Hij staat dichtbij. Steeds als ik een stapje opzij doe, stapt hij mee. Hij blijft me aankijken. Ik moet wel terugkijken, af en toe. En steeds stuit ik weer op die scheve mond. Hij drinkt wijn en ik ruik de wijnlucht uit zijn mond terwijl hij praat. Hij staat echt te dichtbij. Ik kijk naar de bar waar de drankjes worden geschonken en ik zie mijn kans schoon. Ik verontschuldig me en zeg dat ik even wat te drinken ga halen. “Wat wil je hebben? Ik haal wel even wat voor je.” Hij begrijpt het niet. Natuurlijk niet. Te dichtbij om te kijken of te luisteren. Gauw roep ik dat dat niet nodig is en dat ik wat andere bekenden zie. Met mijn drankje loop ik de ruimte door. Dan tref ik anderen. Bierdrinkend, maar ik ruik het niet. De weg is weer vrij.

vrijdag 4 januari 2013

De jas

Ik zag een jas
Maar het was een man
Mijn man

In de keuken
Met zijn rug naar mij
Het hoofd naar beneden
Het leek een schim, een geest
Een staande dood
In de nacht
En in zijn winterjas

Hij bewoog
Draaide zich
En sprak tot mij

Ik viel hem in de armen
Van schrik en boos
En hij zei:
“Ik ben terug,
voorgoed.”

Waarom ging zijn jas niet uit?
De dreiging bleef.
En steeg.

Beleving

Van beneden kom ik uit de boot
Maar het dek is niet van mij
Ik laat me vallen in de berm
In het groeiende gras
Gloort het oppervlak
En blaast de wind
Mij leven in

Gewichtsloos omarmt de aarde mij
De zon brandt op mijn gezicht,
Mijn huid, mijn haren, alles
Wat ik bij me draag
Is wakker want
Het water
Wacht

In het water duik ik langzaam onder
En druk mijn ogen stevig dicht
Voor de vissen en de haaien
Die er doelloos zwemmen
Zonder wetenschap
Van de wolken
In de spiegel

Soms duik ik dagen boven onder
In de hemel en de vage vormen
Waar alles zacht is onbekend
Beneden kan ik er niet zien
Ik vaar mijn eigen koers
En laat waaien
Wat er is