Zijn enthousiasme klonk gematigd. En alleen als ze ernaar
vroeg. Dat dus. Het was als een retorische vraag waar geen ander antwoord op
kon volgen. Hij kon er net zo goed geen snars van menen. Het kwam niet vanuit
hem. Het kwam uit haar. Zij trok zijn enthousiasme uit hem, zodat ze eigenlijk
naar zichzelf luisterde. Ze had te veel, een hoge dosis, maar of hij weinig
had, dat wist ze niet. Misschien wel meer, maar uiten deed hij niet. Hij sloeg
het in de grond en nagelde het vast, zichzelf erbij.
Ze vroeg zich af wanneer het begonnen was. Hij kon zo niet
geboren zijn. Een kind kon zo niet zijn. Een kind moest krijsen, springen,
gillen. Tot het een keer ophield. Hij tenminste wel. Ze had hem nooit
anders gekend. Ze kende van hem geen enthousiasme, trots of ongeremde
vrolijkheid. Ook geen ongeremde boosheid overigens. Ongeremd verdriet evenmin.
Ze kende hem alleen geremd. Ze herinnerde hem niet.
Het was of hij gevallen was en blijven liggen. Niemand had
hem opgeraapt. Hij deed of het hem beviel, daar op de
stenen grond, koud en klam, maar stijf. Hij overtuigde mensen. Zij snapte de mensen niet. Ze snapte hem
ook niet. Bescherming, zou een ander haar vertellen. Bescherming was het, niets
dan dat. Het leek haar maar saai. Saai en nep. Zo voorzichtig nep. Zo kon een
mens niet zijn, niet echt. Niet altijd nu tot nooit.
Ze wachtte op de uitbarsting, sneed zichzelf en hield
verborgen.
Een verhaal dat er behoorlijk inhakt... héél goed geschreven.
BeantwoordenVerwijderen