Had ik al gezegd dat de muur nu dichterbij komt, voor mij
en dat híj nu niets meer ziet; my love
hoe dit samenvalt
en schrijnend is
te zijn
Had ik al gezegd hoe de ruimte me nu opvalt
en de beperking die ervan uitgaat
en hoe dat voor hem nu zijn houvast is, op de tast
hoe dit elkaar tegenspreekt
in alle harmonie
het is
zoals het kan
Had ik al gezegd dat hij me zoekt
en dat ik blijf, voor hem
Ik ben zijn ogen en zijn stem
Als hij toch praten kon,
hoe zou het dan zijn, met hem
Zou ik hem verstaan
of zou de taal, ons rijk bezit,
ons in de weg gaan staan
en belemmeren; het zicht
zoals het was
het zo zal zijn,
zoals ik je zie
zo 'mijn'
zaterdag 24 mei 2014
vrijdag 2 mei 2014
Schemerblauw
Ondanks het vroege tijdstip was de schemer de kamer al binnengeslopen. Het moment waarop de dag op weg was naar de nacht. De donkere meubels, van de zware houten wandkast met de familiefoto’s tot de groengebloemde bank (minstens zespersoons) en de robuuste salontafel (waarvoor salon een veel te fragiel woord was) keken zwijgzaam toe. De hangklok tikte hard en aanwezig, opdat wij niet zouden vergeten; de voorbijgegane tijd. De vitrage dimde het beetje buitenlicht dat nog naar binnen probeerde te glippen. De weilanden waar het raam uitzicht op gaf lagen er uitgestrekt bij. Ver weg. Wachtend in stilte. Stille getuigen.
Ver weg in de tijd was het ook dat de bank en de rest van de stoelen in de kamer nog gevuld waren. Met het verstrijken van de tijd waren zij leger en leger geworden. Nee! Minder vaak bezet. De tijd van liefde en geluk, van bedrijvigheid en van opgroeien, van hoop en idealen, maar ook van ziekte en verdriet, van de wanhoop nabij, en van dood en doorgaan.
Van doorgaan achter de deur. De deur die het geluid niet dimde. De deur die niets verhulde, maar waarvan iedereen deed of hij kon sluiten. En misschien, misschien was dat ook maar het beste, want niet iedereen kon zien. Nachtblind. Nachtblind in het schemerblauw. De gezichten op de familiefoto’s lachten je toe. Hoogverraad. Een schijncomplot.
Ver weg in de tijd was het ook dat de bank en de rest van de stoelen in de kamer nog gevuld waren. Met het verstrijken van de tijd waren zij leger en leger geworden. Nee! Minder vaak bezet. De tijd van liefde en geluk, van bedrijvigheid en van opgroeien, van hoop en idealen, maar ook van ziekte en verdriet, van de wanhoop nabij, en van dood en doorgaan.
Van doorgaan achter de deur. De deur die het geluid niet dimde. De deur die niets verhulde, maar waarvan iedereen deed of hij kon sluiten. En misschien, misschien was dat ook maar het beste, want niet iedereen kon zien. Nachtblind. Nachtblind in het schemerblauw. De gezichten op de familiefoto’s lachten je toe. Hoogverraad. Een schijncomplot.
Scherfgeluk
Glasgroen
Mijn hoop scherft
Op de grond
Voor jou
Maar de val
Die duurt zo lang
En opstaan
Gaat nog niet
Want de fles
Is nog niet leeg
Vol
Van blauw
Glinsterglas
Scherfgeluk
Zo vertrouw ik jou
...
Mijn hoop scherft
Op de grond
Voor jou
Maar de val
Die duurt zo lang
En opstaan
Gaat nog niet
Want de fles
Is nog niet leeg
Vol
Van blauw
Glinsterglas
Scherfgeluk
Zo vertrouw ik jou
...
Abonneren op:
Posts (Atom)