Ik ben het landschap waar je naar kijkt vanuit de trein, ik ben de kinderen die spelen aan de kant, ik ben de wolken die je in de maling nemen, ook al sta je stil. Ik ben het raam waar je regen langs glijdt, ik ben er en jij gaat voorbij. Jij bent het schip, ik sta aan wal. Je roept me de oceaan over te springen. Ik sta te lachen omdat het zo mooi is om te horen maar niet waar. Ik blijf voor eeuwig hangen in de sprong. Ik weet niet hoe het landen in het water voelt. Een duiker ben ik niet.
En ik kijk je na. Ik kijk naar je, als je er bent, zo aanwezig en vol. Je zwemt met grote slagen sterk, met verdrinkingsarmen. Ik hoop dat ik je energie vang. Je geeft me het gevoel dat ik er ben en nooit meer ga. Je trekt aan mijn arm als ik op mijn horloge kijk om de tijd te vergeten. Ik mag het niet weten, want ik mag niet gaan. Ik voel me aanwezig en blij, omdat ik nodig ben om jou te vangen en te voelen en te zien. Zonder mij pas jij hier ook niet, net als ik, zo samen wij. Ik ben zo blij dat jij er bent, hier en nu, voor mij. Hou me in de gaten, kijk me aan en laat me, laat me gaan.
Het wateroppervlak is terug en vlak. Niets meer te zien. Niets en stil.
Diep en donkerblauw vertrouw ik jou.
Ik spring
En ik kijk je na. Ik kijk naar je, als je er bent, zo aanwezig en vol. Je zwemt met grote slagen sterk, met verdrinkingsarmen. Ik hoop dat ik je energie vang. Je geeft me het gevoel dat ik er ben en nooit meer ga. Je trekt aan mijn arm als ik op mijn horloge kijk om de tijd te vergeten. Ik mag het niet weten, want ik mag niet gaan. Ik voel me aanwezig en blij, omdat ik nodig ben om jou te vangen en te voelen en te zien. Zonder mij pas jij hier ook niet, net als ik, zo samen wij. Ik ben zo blij dat jij er bent, hier en nu, voor mij. Hou me in de gaten, kijk me aan en laat me, laat me gaan.
Het wateroppervlak is terug en vlak. Niets meer te zien. Niets en stil.
Diep en donkerblauw vertrouw ik jou.
Ik spring